Weerbaarheid. Weerbaar. Weer. Ben jij telkens weer in staat om te zeggen wat jij wilt, waar jouw grenzen liggen? Wat jij belangrijk vind? Wat jouw dromen zijn en waar jij blij van wordt? Durf jij op te komen voor jezelf en jezelf eventueel ook te verdedigen?
Weerbaarheid klinkt op zich als een duf woord. Het is alsof je weerbaarder moet worden omdat je niet assertief genoeg bent, onder de voet wordt gelopen of achterna wordt gezeten door een stalker die je van je af moet slaan.
Het klinkt als een verdedigend woord, iets waar weinig kracht inzit. Ook de definities ‘geestelijk en lichamelijk vermogen tot verdediging en opkomen voor de eigen wensen, grenzen en behoeften‘ bracht mij niet tot de kern. Wederom gaat het om verdedigen en opkomen voor jezelf. Alletwee zijn het definities die in het reactieve zitten en niet in het actieve. Want als ik voor mezelf op moet komen, of mezelf moet verdedigen, heeft iemand blijkbaar mijn grenzen overschreden.
En toen werd het duidelijk voor mijzelf. Weerbaarheid is niet een reactie en wachten op de ander. Weerbaarheid is actief en zit in mezelf.
Mijn definitie van weerbaarheid
- het verkennen, kennen en herkennen van mijn wensen, grenzen, behoeften en dromen.
- het delen van mijn wensen, grenzen, behoeften en dromen.
- het zowel geestelijk als lichamelijk opkomen en verdedigen van mijn wensen, grenzen en behoeften.
Dit is het complete plaatje van weerbaarheid. Het is een persoonlijk proces, vanuit jezelf gericht op de ander en vervolgens als reactie op de ander. Wil je weerbaarder worden, dan is een voorwaarde om je eigen ik te leren kennen en dit te delen met anderen. En vervolgens kun je voor jezelf opkomen. Maar hoe kun je nu weerbaarder worden?
Een oefening in weerbaarheid
Oefening: ‘Als het donker en weer licht wordt’
Aantal: twee personen (collega’s, vrienden, partner, familie)
Locatie: minimale ruimte is 10 meter
Doel: je eigen grens leren voelen (niet zien, maar voelen)
Ronde 1: Ga tien meter van elkaar staan. Persoon A(nkie) heeft de ogen dicht en blijft staan. Persoon B(erend) mag langzaam naar persoon A(nkie) toelopen. Persoon A(nkie) geeft aan als hij/zij voelt dat persoon B(erend) een grens nadert. Persoon A(nkie) zegt ‘stop’. Persoon B(erend) stopt. Vervolgens wacht persoon B(erend) een halve minuut. Daarna vraagt hij/zij of hij nog een paar passen mag doen. Persoon A(nkie) geeft wel/geen toestemming. Als B(erend) toestemming krijgt mag hij nog een paar passen doen. Persoon A(nkie) kan vervolgens voelen of B(erend) te dichtbij komt of niet. Deel met elkaar de ervaringen.
Ronde 2: Volg precies dezelfde aanwijzingen in ronde 1, alleen nu met de ogen open. Evalueer samen de verschillen.
Ronde 3: Wissel van rol.
Veel plezier met de oefening om je grenzen te leren kennen!
Wanneer voel jij je het meest weerbaar/sterk?